‘Verduurzamen hoort bij marktgericht ondernemen’
Nestlé en Vreugdenhil Dairy Foods investeren de komende zeven jaar 50 miljoen euro om een ketentransitie naar meer duurzaamheid te realiseren. Met als ultieme doel in 2050 van gras tot glas CO2-neutraal produceren. “We doen het samen. Werken aan een toekomstbestendige keten kan alleen wanneer alle schakels meedoen.”
(Uit Zuivelzicht nr. 2, februari 2023)
Tekst: Alice Booij
Ze spreken van de principes van regeneratieve landbouw, waarbij ze ook kijken naar verbeteringen van bodem en water. Nestlé duurzaamheidsmanager Klaas Cuperus en Marjolein de Kreij, directeur ‘milk supply’ bij Vreugdenhil Dairy Foods vertellen over het project ‘Low Carbon Farming’, waarbij op het boerenerf de uitstoot van broeikasgassen wordt aangepakt. “In 2030 willen we de uitstoot met 50 procent verminderd hebben, het streven is in 2050 CO2 neutraal te werken.”
70 procent emissie komt van grondstof
Dat klimaat een belangrijk onderdeel is van maatschappelijk verantwoord ondernemen is een ‘understatement’. Zeker bij een internationaal opererend bedrijf als Nestlé staat CO2-reductie hoog op de agenda, geeft Cuperus aan. “Echter, zo’n 70 procent van de emissies komt uit de grondstoffen, voornamelijk uit de productie en de logistiek ervan. Als producent kunnen we daardoor slechts een klein deel zelf beïnvloeden.” Wetende dat ongeveer de helft van de gebruikte grondstoffen uit zuivel bestaat, heeft Nestlé besloten met huisleverancier Vreugdenhil om tafel te gaan. “Zuivel is voor ons een belangrijke grondstof en de productie van melk moet mee in de verduurzaming.” Ook bij Vreugdenhil is de zoektocht naar een toekomstbestendige melkveehouderij volop aan de gang, aldus ‘milk supply’-directeur De Kreij. “Onder onze melkveehouders is een groeiende groep die wat met klimaat in de bedrijfsvoering doet.” Zo sluiten de doelen van de samenwerkende marktpartijen Nestlé en Vreugdenhil mooi bij elkaar aan.
Uitwisselen informatie
Samenwerken is de sleutel naar succes. “We werken samen om zo synergie en snelheid te halen én gezamenlijk te investeren in deze transitie”, geeft Cuperus aan. Want ook de vraag ‘wie gaat dat betalen?’ hebben Nestlé en Vreugdenhil samen ingevuld; mét erfbetreders die volgens Cuperus enthousiast reageren om samen te werken in dit project. “Zij zoeken ook naar een manier om een bijdrage te leveren aan meer duurzaamheid in de sector.” Het betekent concreet dat in het project onder andere Wageningen University & Research en veevoerleveranciers meewerken. “We streven naar onderling veel uitwisseling van informatie”, aldus Cuperus. “Het is toch nog wel behoorlijk leren door te doen’.”
Vorig jaar is een pilot met 17 melkveehouders gestart. “Bewust een kleine groep”, zegt De Kreij, “om maatwerk te kunnen bieden. Dat is voor ons een basisvoorwaarde.” Ze weet dat de aangemelde ondernemers in deze pilotgroep al meer dan gemiddeld geïnteresseerd waren in het onderwerp. “Zij zien dat klimaat een ‘issue’ is en invloed heeft op hun inkomen. Dat is hun drijfveer.” Cuperus voegt toe: “Het zijn verschillende typen bedrijven, van extensief naar intensief, met verschillende omvang en grondsoorten. Voor ons heeft elk bedrijf bestaansrecht.”
Opschalen naar 250 melkveehouders
Dit jaar wordt het project opgeschaald met 30 melkveehouders, in 2030 doen 267 melkveehouders mee. “Ze gaan aan de slag met een combinatie van maatregelen. Daarbij is een voorwaarde is dat het bij het bedrijf en de ondernemer past”, geeft De Kreij aan. “Wij vertellen niet wat melkveehouders moeten doen, het belang van de melkveehouder staat voorop.” Ze noemt als voorbeeldmaatregelen om de broeikasgassen te reduceren het gebruik van veevoeradditieven, het inzaaien van gras/klavermengsels en bodemoptimalisatie. “Het is een transitie, dat vraagt een brede blik en ook innovatie op melkveebedrijven.” Een onderdeel binnen de pilot is een WhatsApp-groep met melkveehouders, onderzoekers en adviseurs. De Kreij: “Ze helpen elkaar bij heel praktische vraagstukken, en zo stimuleren ze elkaar om uitdagingen aan te gaan.”
Gelijk speelveld
Uiteindelijk zal het project praktische handvatten opleveren en een kennisnetwerk dat de transitie naar een duurzamere melkveehouderij helpt mogelijk maken. En niet te vergeten levert het project belangrijke data. Zodat er volgens Cuperus ook internationaal een gelijk speelveld is. De Kreij benadrukt dat de praktische haalbaarheid van groot belang is. “Het doel is reductie van broeikasgassen, maar we verliezen bijvoorbeeld diergezondheid niet uit het oog. Je kunt de stal wel helemaal willen dichttimmeren om uitstoot te verminderen, maar daar wordt de koe echt niet blij van.”
Nestlé en Vreugdenhil Dairy Foods investeren de komende zeven jaar 50 miljoen euro om een ketentransitie naar meer duurzaamheid te realiseren. De investeringen die melkveehouders doen worden voor een deel uit het project betaald. “Uiteindelijk zoek je naar maatregelen die voor de melkveehouderij geld opleveren, een win-winsituatie. Maar dat geldt niet voor alle maatregelen. Zo zijn voeradditieven een kostenverhoging, die gaan we in het project samen dragen.”
Marktgericht ondernemen
Van een aparte melkstroom is echter geen sprake geven De Kreij en Cuperus aan. “We kunnen er in de vermarkting nog niet specifiek iets mee doen”, aldus Cuperus. “Het is ook niet ons primaire doel er een stempel op te zetten, het hoort bij marktgericht ondernemen. We willen kansen benutten met een mooi product.” De Kreij vult hem aan. “Dit project is een mooie kans om aan de slag te gaan met het verder verduurzamen van de sector. Het geeft praktische inzichten waar de melkveehouder mee aan de slag kan gaan, waardoor we gezamenlijk invulling geven aan een toekomstbestendige melkveehouderij.”
‘Project stimuleert om nét wat verder te gaan’
Toen melkveehouders gevraagd werden voor de pilot van ‘Low Carbon Farming’ was Tijmen Nagel uit Beilen al snel geïnteresseerd. “Als melkveehouder wil je produceren wat de markt vraagt. Dat betekent meebewegen en aanpassen aan veranderende omstandigheden. Dat levert voor onze sector het meeste perspectief. Ik was dus wel nieuwsgierig wat het voor ons bedrijf zou betekenen.”
Nieuw is het onderwerp duurzame melkveehouderij overigens niet voor Nagel. Hij is gebiedscontactpersoon in het project Duurzame Melkveehouderij Drenthe van de provincie Drenthe. “Het sluit mooi op elkaar aan. Ik vind het belangrijk dat we zelf de regie pakken rondom dit onderwerp voordat het opgelegd wordt.” Na een jaar in de pilotgroep geeft hij aan het vooral positief te vinden dat Vreugdenhil en Nestlé de handen ineen hebben geslagen om melkveehouders mee te nemen in hun doelen. “Op deze manier kun je melkveehouders op een positieve manier stimuleren en ook concreet meehelpen in het dragen van de kosten.”
Het melkveebedrijf bestaat uit zo’n 200 melkkoeien en 115 hectare grond. Heel extensief dus. “Het afgelopen jaar hebben de koeien 4001 uur geweid, 262 dagen. We zijn van lage kosten en heel veel weiden.” Deze strategie zorgt niet vanzelfsprekend voor een lage voetafdruk, zo weet de melkveehouder inmiddels. Het voer van zijn weiland is ‘snel’ verteerbaar, met hoge ureumgehalten tot gevolg, wat betekent dat het eiwit in het gras niet optimaal benut wordt. Om de voetafdruk te verlagen is de strategie van Tijmen gerichter bemesten en elk jaar een beetje minder kunstmest gebruiken. Daarbij zal het aandeel klavers en kruiden stapsgewijs groter worden de benutting van de voederwaarde beter.
Een andere maatregel die de veehouder heeft toegepast is het inzaaien van extra kruidenrijk grasland. Bij Nagel zijn ook voeradditieven in beeld. “Deze maatregelen passen bij ons. Maar wat de optimale aanpak is, kan per bedrijf en per ondernemer verschillen.” Het zijn dit soort keuzes die ter sprake komen in het project, dat ook helpt bij het realiseren. “Ik wilde eerst vijf hectare inzaaien, maar dat zijn er tien geworden. Het project stimuleert om nét wat verder te gaan.”
De CO2-uitstoot op het Drentse melkveebedrijf is 1.250 CO2-eq per kilo melk, het doel is dit te verlagen naar 700 tot 800 CO2-eq per kg melk. “Dat is ongeveer een halvering in 2030”, zegt Tijmen. “Helemaal naar 0 is best een opgave, laten we met zijn allen eerst maar eens proberen te halveren.”