'We hebben grote spelers met lef nodig'

‹ Terug naar overzicht

'We hebben grote spelers met lef nodig'

Geplaatst op:

Het ministerie van LNV wil dat het aandeel biologisch de komende zeven jaar meer dan verdrievoudigt. Bionext-directeur Michaël Wilde ziet daarbij een verantwoordelijkheid van de industrie. “Als je het overlaat aan alleen de consument, gaan we die vijftien procent niet halen.”
(Uit Zuivelzicht nr. 2, februari 2023)

Michaël Wilde: “We moeten in Nederland naar een meer natuurinclusieve landbouw. Omschakelen naar biologisch kan daaraan bijdragen.” (Foto: Bionext)

Tekst: Bert Kleiboer

Het aandeel van de biologische landbouw in Nederland moet groeien van 4,8 procent van het landbouwareaal nu, naar 15 procent in 2030. Dat is de ambitie van het in december gepresenteerde actieplan ‘Groei van biologische productie en consumptie’ van minister Adema van LNV. Voor deze groei van bio wordt gerekend op een grote bijdrage van de zuivelsector, omdat de melkveehouderij de grootste gebruiker van landbouwgrond is. Het actieplan is gericht op de hele keten. LNV gaat samen met de sector en ketenpartijen aan de slag om de biologische productie en consumptie te stimuleren, onder andere met een consumentencampagne, marktontwikkeling, verlenging van het investeringsfonds voor boeren die willen omschakelen en het stimuleren van kennis en innovatie. In 2023 en 2024 is €26 miljoen beschikbaar gesteld uit het transitiefonds. Directeur Michaël Wilde van Bionext heeft in december het actieplan in ontvangst genomen. Bionext is de belangenorganisatie voor biologische landbouw en voeding en vertegenwoordigt de hele keten: boeren, handel, verwerking en retail.

Nederland loopt achter

Met 15 procent blijft het Nederlandse doel achter bij de Europese ambitie. In de ‘Farm to Fork’-strategie wil de Europese commissie naar 25 procent. Wat vindt Wilde daarvan? “Die 25 procent is een gemiddelde voor de hele EU. Dat biedt ruimte voor verschillen. Nederland loopt nu nog achter bij de meeste andere lidstaten. Koploper Oostenrijk is al voorbij die 25 procent. Wij zitten nu nog op slechts 4,8 procent, dus 15 procent is realistischer dan 25. Maar het is echt wel een forse groei.”

De biologische melkveehouderij in Nederland leunt sterk op de binnenlandse afzet van verse zuivel. De industrie verwerkt echter het grootste deel van de melk in kaas (58 procent) en poeders (13 procent), die ook nog eens grotendeels bestemd zijn voor export. Is het realistisch hierin een verdrievoudiging van de biologische productie te verwachten? Wilde is optimistisch. Hij merkt dat de markt op dit moment veel biologische melk vraagt. “Ik heb regelmatig contact met Eko Holland en FrieslandCampina, de twee grootste biologische coöperaties. Zij geven aan dat ze heel hard op zoek zijn naar nieuwe boeren.”

Lef

Volgens de Bionext-directeur kan de binnenlandse retailmarkt nog veel meer groeien, zeker met kaas. “Stel je voor dat FrieslandCampina besluit Milner-kaas om te zetten naar biologisch of dat Cono dat doet met Beemsterkaas. Je hebt dan afzet voor een groot aantal melkveehouders die daardoor kunnen omschakelen.” Wat hij daarmee wil zeggen: er zijn grote spelers met lef nodig. Hij wijst in dit verband op de keuze van cateraar Albron om helemaal over te stappen op biologische melk en supermarktbedrijf Plus Retail dat vorig jaar besloot melk en yoghurt van het eigen huismerk uitsluitend biologisch aan te bieden. Ook in andere sectoren ziet hij dergelijke voorbeelden, zoals de bekende groenteverwerker Hak die begin dit jaar aankondigde volledig te willen omschakelen. “Natuurlijk moeten we de consument meenemen; dat doen wij ook met consumentencampagnes. Maar het is ontzettend belangrijk dat dit soort grote ketenpartijen stappen zet. Want ik denk dat we die vijftien procent niet halen, als we het alleen maar overlaten aan de consument. We hebben grote spelers nodig die zeggen: dit gaan we gewoon doen.” Wilde ziet ook mogelijkheden voor andere, exportgerichte zuivelproducten. “Ik denk dat er echt wel kansen zijn voor Europese biologische melkpoeder, met name in Azië.”

Nodig voor de transitie

De hoge zuivelprijzen van het afgelopen jaar komen toch vooral van de grote vraag naar gangbaar geproduceerde zuivel. Waarom zou de industrie haast maken met een massale omschakeling? Wilde: “Omdat het nodig is voor de transitie van de agrarische sector. Het is niet zo dat je alleen maar rustig kunt wachten tot de markt het vraagt. Er is op dit moment zoveel gaande in onze landbouw. Het gaat niet alleen om de Europese ‘Farm to Fork’-strategie. Kijk naar al die uitdagingen die wij in Nederland hebben: op het gebied van stikstof, nitraat, de bodem en het klimaat. Die moeten we aanpakken. Uit de gesprekken voor het landbouwakkoord blijkt dat we in Nederland naar een meer natuur-inclusieve landbouw moeten. Omschakelen naar biologisch kan daaraan bijdragen. Laat duidelijk zijn: ik zeg niet dat biologisch de énige oplossing is. Maar wel één met een keurmerk waarvoor de consument bereid is een meerprijs te betalen. En met een goed gecertificeerd systeem dat internationaal wordt erkend. Daar liggen gewoon kansen.”

FrieslandCampina: oppassen voor overaanbod

Met grote sprongen omschakelen naar biologische productie is gevaarlijk als onvoldoende naar de vraagkant wordt gekeken. Dat zegt FrieslandCampina over de ambities in het actieplan ‘Groei van biologische productie en consumptie’. De zuivelcoöperatie wijst op de verstoring van de markt in Frankrijk die het gevolg was van eenzijdige stimulansen voor de biologische productie. “Bij een achterblijvende vraag leidt dit tot overaanbod en krijg je prijserosie. Daar zijn wij wel bezorgd om”, zegt een woordvoerder. De zuivelcoöperatie is positief de aandacht voor de vraagkant in het actieplan. “De overheid heeft zelf instrumenten om het aanbod te stimuleren, bijvoorbeeld door het btw-tarief voor biologisch te verlagen of op nul te zetten. Als er vraag is groeit het aanbod vanzelf.”

FrieslandCampina vindt biologisch niet de enige weg naar verduurzaming. Het concern vindt dat ‘On the way to Planetproof’ een grotere rol kan spelen. Dit Nederlandse keurmerk is toegankelijk voor een grotere groep melkveehouders en het volume is volgens FrieslandCampina al twee keer zo groot als dat van biologisch. “Wij zouden graag zien dat dit internationaal wordt uitgerold en erkend, zoals ook bij biologisch het geval is.”